Roxane van Iperen schrijft in Eigen Welvaart Eerst dat ‘..omdat binnen die klasse een rad van zelfbehoud draait..’ (p59). De auteur doelt op een geheel van ideeën die leven onder de leden van de socio-economische middenklasse, oftewel de wellness klasse.
De leden daarvan zijn bang om te vallen, omdat wat rechten leken in een liberaal sociaal-politiek klimaat minder vanzelfsprekend bleken en dus minder bescherming boden. Tegelijk willen ze in de klasse verder omhoog en voorbij de top, zoals hun ouders die van hen voorbij streefden en zij hun ouders.
Maar hoewel hun kinderen het recht toekwam om het ook weer beter te hebben dan zij, zoals zij het na de tweede wereldoorlog beter kregen dan hun ouders, is dat niet langer automatisch. De welvaart van de leden van deze klasse wordt aan alle kanten bedreigd door flexibilisering van arbeidscontracten, migratie, emancipatie van allerlei populaties, voortdurende sociale individualisering, globalisering van maakindustrieën en zo voort.
De klasse is aan zichzelf overgeleverd en de leden voelen dat ook en ze treden ertegen op. Dat vertaalt zich in pogingen van de leden om de klassen te beschermen tegen invloeden van buiten. De overheersende mindset is conservatief, omdat een ieder terug verlangt naar de tijd dat die klasse minder onzekerheden kende. De teneur is dat men het gevoel heeft uitgerookt te worden en erin gevangen te zitten.
Dit leidt tot een complex van overtuigingen, die dat moeten verklaren en verweer moet bieden tegen die beklemming, wat Van Iperen ‘een rad van zelfbehoud’ noemt. Deze term resoneert bij mij, vanwege het gevoel van geslotenheid en de zelfverwijzing die eruit spreken. Nu trekken alle leden die zich tekort gedaan voelen ten strijde met alle middelen die ze hebben, strijdig met hun burgerzin of niet. Dat leidt tot soms extreme ideeën en gedrag, wat ze an sich niet nastreven, maar in het kader van die ervaren bedreiging gerechtvaardigd vinden.
Ik ben ervan overtuigd dat zo’n rad ook in allerlei instituten, inclusief religies en politieke partijen en waaronder bedrijven, bestaat. Allerlei betrokkenen vinden zich in een bedrijf door hun waaier aan deels tegenstrijdige belangen. Ook hier is sprake van een gezamenlijk belang dat is terug te voeren op welvaart (utiliteit in bredere zin). De klanten van het bedrijf, de medewerkers, investeerders en de overheid vinden elkaar op dat rad terwijl een ieder de eigen ideeën nastreeft terwijl ze utiliteit zoeken.
Een bedrijf dat stabiel blijft terwijl het simultaan al die uiteenlopende belangen dient wordt zo’n rad: nu een ding op zich. Ik beschouw een bedrijf als ‘self-referencing system’ (zelf-refererend in het Nederlands, mwa). Haar belangrijkste doel is om zichzelf in stand te houden terwijl ze de belangen van de leden van de populatie dient. De populatie beschouwt het bedrijf vooral als instrument voor die eigen belangen.
Daarin is dus een verschil met die sociale klasse, want haar leden blijven zich vooral als individu opstellen (teweer stellen) zonder dat de klasse een eigen identiteit krijgt. Misschien nog in wel in de zin van een groep mensen in een vergelijkbare economisch-sociale positie en profiel, maar niet in de zin dat het zelf als zodanig interacties aangaat om die eigen identiteit te handhaven.
Een bedrijf heeft wel een eigen identiteit, denk maar aan haar ‘brand’. Om die identiteit scharniert aan de ene kant hoe haar leden ermee interacteren, en aan de andere kant waar het bedrijf zichzelf op inricht om zichzelf in stand te houden. Maar vooral is dat een rad waar een ieder elkaar en zichzelf in de gaten houdt en dat als einddoel toenemende welvaart van de leden heeft.