Dit blog en ik

Waarom schrijf ik eigenlijk dit blog?

Ik ben opgegroeid op Vlieland en hoewel ik er al lang weg ben vermoed ik dat er wel enige invloed is gebleven. Tot mijn grote vreugde is niets daar namelijk elke dag hetzelfde: natuurlijke omstandigheden veranderen de omgeving zoals de natuur en de ligging van het eiland zelf. Op elk moment is alles in een soort precair, tijdelijk evenwicht. Daarnaast is er een lange traditie van wantrouwen tegen centraal gezag en meer vertrouwen in het zelf oplossen van eigen problemen, noem het liberaal of autonoom. Wat ook de achtergrond is: hoewel volledig ‘law abiding’ is enige moeite met autoriteit me niet vreemd. Tegelijkertijd ben ik een teamspeler, hou ik van organisaties en geloof ik wel in het probleemoplossend vermogen van groepen.

Ik hou niet van de ‘communis opinio’ en voorzover dat in tegenspraak lijkt met de afkeer van centraal gezag (dus een voorkeur voor decentraal gezag): het verschil is een eigen mening versus ‘gefundenes fressen’. Als laatste ben ik niet dol op franje: het gereedschap moet ook bij een beetje tegenwind blijven werken. En dat geldt ook voor een theorie of een model: op zijn minst moet de centrale gedachte overeind blijven en die mag best bij een tegenargument met een ‘workaround’ of een ‘patch’ opgelapt worden, maar moet niet verzanden in een dogma.

Waar moet het onderzoek, waar het blog verslag van doet, toe leiden?

Het ‘werkdoel’ is een indicator te vinden voor het potentiële succes van een bedrijf: je steekt de thermometer ergens in en dan weet je of het bedrijf kans heeft om te blijven bestaan of dat het vooral moet stoppen met proberen. Duidelijk is dat een bedrijf in een omgeving van andere bedrijven bestaat en van instellingen en in een wirwar van markten voor arbeid, middelen en grondstoffen. En dat dat allemaal niet los van elkaar te zien is. Analoog aan evolutietheorie past een ieder zich aan aan haar omgeving en is zelf simultaan de omgeving voor anderen. Dat leidt er toe dat bedrijven niet los van die omgeving kunnen worden gezien. Ze zijn eigenlijk een soort ‘verdichting’ in een veld van (mogelijke) voortbrengingsprocessen, noem het een economie. En een theorie voor bedrijven is dan al gauw een economische theorie, want de eerste is maar één perspectief van de tweede.

Het is duidelijk dat de vigerende economische theorie (neo klassiek) vaak niet voldoet, al was het alleen maar omdat er nog nooit een steekhoudende voorspelling mee is gedaan, zeker niet voor de toekomst. Ik kan niet met gezag zeggen dat ik de state-of-the-art in micro-economie ken, maar het uitgangspunt is dat er evenwichten ontstaan in de concurrentie tussen bedrijven. Dat is niet zo. Ik heb me nog niet verdiept in het laatste nieuws betreft de aandeelhouderswaarde theorie, maar ook daar liggen dogma’s of op zijn minst twijfelachtige aannames aan ten grondslag. Ik kan me nog herinneren dat ik macro-economie ‘hard work’ vond, omdat er niets vanzelfsprekend aan is en ik alles uit mijn hoofd moest leren om het te kunnen onthouden: hoe kun je zo een groot en veelkantig systeem nou platslaan in economische cycli en een ‘well-behaved productiefunctie’? Het is een logische theorie, maar niet de werkelijkheid. Daaraan werken is wel een radicale ‘scope creep’ ten opzichte van het oorsponkelijke plan: een economische theorie in plaats van een praktisch meetinstrument.

Waar baseer ik me eigenlijk op?

Het vinden van literatuur is niet de lastigste opgave; toegegeven het is vaak een intuïtieve keuze. Een paar sleutelwoorden zijn: ver-uit-evenwicht, complexiteit, systeem, entropie, (wan)orde, dynamica en zelf-organisatie. Dan is heel kort lezen vaak wel genoeg om het kaf van het koren te scheiden: als het riekt naar een dogma, algemeenheden of mystiek, dan levert het gegarandeerd niets op. Als het gaat over peuteren aan begrip over alledaagse dingen, liefst op een waterscheiding tussen verschillende wetenschappen dan is de kans groter dat dit de moeite waard is.

Oh en veel grote wetenschappers uit verschillende disciplines hebben wel een bijdrage geleverd aan het onderwerp complexe adaptieve systemen, buiten hun vakgebied. Kijk maar eens in de literatuurlijst bij mijn blog: nobel winnaars galore. Eigenlijk per definitie buiten welk vakgebied dan ook, want dat bestaat als zodanig niet.

Dat laatste is wel een belangrijke motivatie om dit te doen: alles wat ik lees is echt boeiend op de manier zoals de natuur dat is. Het zit vol met verrassend gedrag, al dan niet gewenst. De schrijvers hebben, zeker in het begin, vaak hun nek uitgestoken door hardop te vloeken in de kerk die hun vakgebieden waren. Denk bijvoorbeeld aan de meteoroloog Lorents die aantoonde dat deterministische vergelijkingen niet-periodiek gedrag konden vertonen, een gotspe in de 60-er jaren van de vorige eeuw.

Hoe werkt dit in mijn hoofd?

Ik heb me tot doel gesteld om die indicator te vinden, en ik heb dat niet al te concreet omschreven. Dat maakt het voorlopig tot een niet-wetenschappelijk onderzoek, omdat er niets te bewijzen, te falsifiëren of zelfs maar te kwantificeren valt. De scope van het onderzoek kan nog worden aangepast al naar gelang de bevindingen. Ik ben gaan lezen in literatuur die aan die criteria hierboven voldoet en die ik toch al wilde lezen en probeer daarin informatie te vinden die bouwstenen levert voor het model dat die indicator oplevert. Daar doe ik dan popwetenschappelijk verslag van, zie het als leesverslagen met aantekeningen.

Ik heb me afgevraagd of ik dit onderzoek niet in een academische omgeving zou moeten doen. Dat levert wel de nodige geloofwaardigheid op, infrastructuur, toegang tot allerlei bestaand onderzoek en collega’s die op zijn minst mee (of  eigenlijk tegen) lezen. Allemaal aspecten die er nu niet zijn. Dat zou natuurlijk niet kunnen met zo’n algemene formulering van het doel en de al te lichte verslaglegging. Ik zou dat dus moeten inperken en preciezer moeten schrijven en dat lukt, althans voorlopig, nog niet, omdat het aandachtsgebied eerst groter moet worden (zo groot dat het niet meer groter kan) om te weten welke spijker het blijkbaar is die ik op zijn kop moet slaan.

Intussen raakt mijn hoofd steeds voller met ideeën, noem het concepten, nee: noem het memes, die strijden om een plaats in het model en de onderlinge rangorde op basis van hun ‘fitness’. Die fitness zet ik nu alleen af tegen hun eigenschappen in relatie tot de evolutietheorie, hun dynamische eigenschappen en tegen hun wiskundige onderbouwing. Hoe ver ik kom hangt nu af van hoeveel concepten erin passen met enige ‘elbow room’ en in hoeverre zich dat kan verdichten tot een soort samenhang, een model.

De mate waarin er echt groot nieuws bijkomt begint af te nemen. In toenemende mate begin ik stukjes model te testen aan de werkelijkheid. Ik begin naar toepassingen te zoeken voor onderdelen en ik zoek naar manieren om het gedrag van complexe adaptieve systemen aan mensen uit te kunnen leggen en te illustreren. Ik zit, met andere woorden, met één been in de ontwikkeling van een theoretisch model en met het andere in de werkelijkheid en dat is ook nodig.

En als ik dan zo’n grote mond heb over de bestaande economische modellen en dat ze niet werken, of dat ze speciale gevallen zijn van een andere theorie, moet ik me dan niet gaan werpen op de state-of-the-art van die economische theorie, om daar aansluiting mee te kunnen vinden of te kunnen aantonen dat ze onverenigbaar zijn? Het is geen aantrekklijk idee om werk te steken in iets waarin ik weinig vertrouwen heb om dan uit te kunnen leggen dat ik dat niet heb. Als ik eerlijk ben zit het nog iets anders: ik denk dat ik focus verlies als mijn model niet voldoende stevig en samenhangend is om stand te houden. Ik denk dat de memes die nu mijn hoofd bevolken met complex adaptieve bouwstenen dan worden herbevolkt door uitgekristalliseerde neoklassieke economische modellen, waardoor mijn model-in-spe verwatert. Ik ga dus voorlopig liever recht op het resultaat af en ik neem het risico dat de richting vruchteloos zal blijven. Uiteindelijk zal er toch een vergelijking moeten plaatsvinden, maar dan wel voorbereid.

Hoe gaat het hierna verder?

Deze post is eigenlijk alleen maar een tussenstand, een reflectie, en niet bedoeld als mijlpaal. Die zit er wel aan te komen, want mijn literatuur over complexe adaptieve systemen raakt op. Dan houdt het dus op met comfortabele boekbesprekingen en bespiegelingen en dan moet het echt ergens heen. Eerst heb ik dan nog een paar boeken te lezen over methodes, wetenschappelijk en ook pop-, die moeten leiden tot een duidelijk en concreet onderzoek en, uiteindelijk, uitkomsten.

De vraag is welke kant op: uitgaande van mijn huidige aanpak / schrijfstijl is naast het blog een boek de aangewezen weg. Dat klinkt eerlijk gezegd als ‘kissing your sister’ in zoverre dat het dan een toepassing wordt van een model dat nog steeds niet goed onderbouwd is. Zelf denk ik, zonder ook maar enige tegenspraak te hebben gemobiliseerd, dat hoewel mijn schrijfstijl niet erg wetenschappelijk is, mijn denktrant dat wel is. Dus ik geef de moed niet op.

Aan de andere kant is het een dure oplossing om op eigen doft onderzoek te blijven doen, alhoewel ‘private research’ wel goed klinkt, vind je niet? Ergens moet toch een keer een punt worden gemaakt, maar welk concreet punt dan en in welk gremium? Zou een artikel in een wetenschappelijk blad niet een oplossing zijn, dan is er hopelijk aandacht van kritische lezers? En is de benadering dan biologisch, evolutionair, fysisch, wiskundig of economisch en wordt het resultaat fundamenteel of toegepast? En dan daarna een toegepast model om een consultancy op te bouwen of een boek of wordt het toch een faculteit?

Wat in elk geval moet gebeuren is die indicator te bouwen en te toetsen, dat was het voornemen en dan is dat afgevinkt (). Even nog 3 bruggen verder dagdromen: beter is het een logisch construct te bouwen voor een nieuwe of aangepaste ‘firm theory’ of micro economie op basis van cas inclusief een wiskundige formulering. En op die manier de ‘momentopnames’ die de huidige theorie biedt over te zetten naar video.

Gepubliceerd door

DP

Complexity Scientist