Hive Mind

In elk bedrijf bestaat de neiging de activiteiten uit te breiden met nieuwe mogelijkheden om die bij voldoende belang in de gelederen op te nemen of iets bestaands af te stoten. Hetzelfde geldt voor het onderzoeken van werkwijzen om de huidige status-quo eventueel in te ruilen voor of aan te passen tot een verbeterde versie. Tegelijkertijd heeft een onderneming de neiging om bij haar ‘leest’ te blijven en om het huidige arsenaal aan activiteiten intact te houden en de bestaande werkwijze te behouden. Mijn vermoeden is (zie ook mijn eerdere posts) dat er één of andere balans is tussen die twee neigingen. Of is het: er moét een belans zijn om succesvol te zijn als bedrijf? In deze post 2 van 7 in deze conversatie zoek ik uit wat die samenbindende factor is die maakt dat bedrijven als zodanig in stand blijven.

Thomas Hobbes levert in 1651 ‘Leviathan; or; The Matter, Forme, and Power of a Common-wealth Ecclesiasticall and Civill’ af. Het is een verhandeling over de samenleving als organisme dat aangedreven wordt door zijn instituties en de stand der techniek van zijn machines, maar dat gedrag vertoont voorbij de toenmalige stand der techniek van mechanissche apparaten en die organisaties en instituten is. George Dyson in ‘Darwin among the Machines’ beschrijft hoe Hobbes de menselijke samenleving als een zelf-organiserend systeem met een eigen leven en een eigen intelligentie (pag. 2) beschouwt, die niet aan de individu zijn toe te schrijven en ook niet aan god. Hij bestreed elke vorm van mysticisme, waaronder het bestaan van zogenaamde ‘Essences’, ongedefinieerde en vage begrippen die voor sommige clerici toen, los van de materie, de relatie tussen de mens en god inhoud zouden moeten geven. Het standpunt van Hobbes: wat waargenomen kan worden kan alleen voortkomen uit wat er is en spotte dat god weinig gecharmeerd zou zijn van zo’n dunne en vage rol voor zichzelf. Dat is een vroege versie van het begrip van zelf-organisatie en ‘emergent behaviour’, namelijk: alles speelt zich af in dezelfde oplossingsruimte en er is geen enkele ‘skyhook’ (onverklaarde assistentie of elleboogruimte van buiten c.q. van boven) die de natuur helpt om verrassend gedrag te kunnen vertonen.

H.G. Wells sprak in zijn 1938 boek ‘World Brain’ de verwachting uit dat in de nabije toekomst alle beschikbare geheugens volledig voor alle mensen beschikbaar zouden komen. En dat intelligentie gebouwd wordt op geheugen (er niet een perifere accessoire bij is zoals een externe vaste schijf bij een PC). Hij verwachtte dat er binnenkort een collectieve intelligentie zou gaan ontstaan en sprak de hoop uit dat: ’that this collective intelligence might improve on some of the collective stupidity exhibited by humans so far’.

Met de snelle opmars van computers en hun onderlinge connectiviteit-met-lichtsnelheid is er een een nieuwe, collectieve intelligentie aan het ontstaan, die die van individuele mensen overstijgt. Dat is geen nieuw inzicht en alleen in zoverre beangstigend dat de natuur een nieuwe levensvorm aan het oplevren is die ‘emerging behaviour’ kan vertonen en die zich dus niet zal laten beheersen door mensen. Dyson voegt daar in 1997 de hoop aan toe dat  de wens van Wells van 1938 uit zal komen en ik sluit me daar nu in 2014 van harte bij aan.

Tijdens een driedaagse wandeling over de veluwe met een boswachter van Natuurmonumenten twee jaar geleden, kwamen we mierenhopen tegen van rode bosmieren. Die mierenhopen zien er uit als een molshoop met een hoogte van 50 centimeter; de mieren zelf zijn eerst niet te zien. Als je er met een stokje bovenop tikt dan komen er in een paar seconden mieren uit op de plaats waar je tikt. Bovenop de hoop nemen ze een dreigende houding aan met de kaken vooruit en houden het uiteinde van het stokje dat voor ze zwaait op de korrel. Ze volgen het uiteinde van het stokje alsof het stokje magnetisch is en de mieren ijzervijlsel. Dat gedrag maakte indruk door de agressieve houding en omdat dat gedrag gecoördineerd is. Het maakt de indruk een functie van één organisme te zijn dat het organisme zelf beschermt.

In 1911 in het Journal of Morphology stelt William Morton Wheeler in het artikel ‘The Ant Colony as an Organism’ voor om een kolonie mieren te beschouwen als één organisme. ‘Like a cell or a person, it behaves as a unitary whole, maintaining its identity in space, resisting its dissolution,  neither a thing or a concept but a continual flux or process’ (citaat uit Kevin Kelly, Out of Control). Wheeler noemt het een Superorganisme, Kelly noemt het een distributed vivisystem. De individuele mieren in een kolonie hebben verschillende specialisaties, zoals werkers en soldaten, hoewel ze – per generatie – steeds dezelfde ouders hebben, ontwikkelen ze zich verschillend. Met een beperkte cerebrale prestatie en een relatief klein aantal ‘gedragsregels’ oftwel een kleine instructieset zijn ze in staat om gezamenlijk zeer complex gedrag te vertonen. Bovendien is dat gedrag erop gericht om de kolonie als geheel in stand te houden. Zonder dat er dus morele waarden zijn of een rechtssysteem is, ontstaat er uit die groep mieren – en als het ware daar bovenop – een ‘samenleving’ die complexe activiteiten uitvoert die bijdragen aan het instandhouden daarvan.

Een ander voorbeeld van zo’n populatie van individuen met een sterke samenhang is een honingbijenkolonie. Er zijn legio voorbeelden van het complexe collectieve gedrag van honingbijen, zoals het scouten voor een nieuwe locatie, het migreren naar een andere locatie, het voeden van de nakomelingen en het op de juiste temperatuur houden van de korf door gezamenlijk met de vleugels te wapperen. Een voor illustratie daarvan is het ontwerp van honingraten. In de openingen daarin bewaren bijen hun larven en de fourage daarvoor: honing en pollen. De raten zelf zijn gemaakt van was en patronen van die openingen zijn hexagonaal. En dat laatste is essentieel hier: bijen hebben namelijk geen voorschrift dat bepaalt dat ze gelijkmatige hexagonale structuren moeten bouwen en ook geen middelen om de afmetingen ervan te plannen, in te meten of te controleren. Bovendien is er geen projectmanager, geen planning en er is geen blauwdruk. En toch zijn ze in staat om gezamenlijk die honingraten te bouwen. Blijkbaar ontstaat er, terwijl iedere honingbij in gezamenlijkheid aan het werk is en conform zijn eigen beperkte instructieset, georganiseerd samenhangend gedrag.

Terwijl het spreekwoordelijke gekrioel van een mierenhoop en in een bijennest een chaotische indruk maakt, ontstaan er blijkbaar door de interactie tussen de individuen organisatie en regelmaat. Er ontstaan gedragskenmerken van de groep die het gedrag van de individuen in die groep overstijgen. Dat is ‘emergent behaviour’, eerder besproken in dit blog, onder andere in de conversatie Konijnen + Vossen = Catastrofe in de post Simplexity en Complicity. Kelly schrijft hierover in Out of Control dat de regels van de individuele honingbij zich niet verhouden tot die van de zwerm als 2 + 2 = 4 of zelfs 2 + 2 = 5, maar 2 + 2 = ietshelemaalandersoverwachts.

Dus in de interactie van de ‘agents’ met hun eenvoudige regelsets ligt ‘emergent behaviour’ besloten. De voorbeelden hierboven zijn alleen heel domme individuen met heel beperkte regels. Mensen zijn over het algemeen minder dom, zijn in staat tot een grotere cerebrale prestatie dan insecten en hun gedragsregels kunnen veel ingewikkelder zijn. Des te wonderlijker is het dus dat netwerken waarin mensen de ‘agents’ zijn in staat zijn om één of ander vorm van eenvoud voort te brengen.

Kelly beschrijft een conferentiezaal waarin de aanwezigen allemaal een knop hebben met twee standen: rood en groen. Ze worden eerst gevraagd gezamenlijk een cijfer te maken, wat dan vertoond wordt op een scherm. De aanwezigen moeten hun eigen beslissing nemen op basis van hun plaats in de zaal en overleg met aanwezigen vlakbij. Dan vraagt ze om gezamenlijk een vliegtuig te landen met een flight simulator die op het scherm is geprojecteerd. De eerste keer mislukt dat en collectief en ternauwernood besloten wordt tot een doorstart, de tweede keer idem maar met minder overleg en minder paniek. Uiteindelijk wordt  het vliegtuig gezamenlijk geland door de aanwezigen, maar niet voordat ze, als voortvloeisel van een bochtige ’touch-and-go’ een gecontroleerde ‘barrel roll’ hebben gemaakt.

Zelf heb ik een programmaatje geschreven waarmee 6 deelnemers gezamenlijk een race spelletje met een auto konden doen, terwijl ze alle zes aan hetzelfde stuur zaten (nou ja draaiknopjes dan). Het bleek prima uitvoerbaar te zijn om een auto gezamenlijk te besturen, het was een beetje saai in feite. Bovendien bleek het systeem heel robuust te zijn voor sabotage en slechte chauffeurs: alleen als meerdere mensen tegelijk en aanhoudend probeerden de auto van de weg te krijgen dan lukte dat.

Kelly definieert een ‘hive mind’ dan als volgt: ‘A hive mind is a distributed memory that both perceives and remembers’. Het bestaat uit ‘agents’ met eigen interne regels die onderling connected zijn. Ze zijn autonoom, omdat ze niet centraal aangestuurd worden en dat ze ook niet 1 op 1 zijn gekoppeld aan elementen uit de omgeving. Ze nemen hun autonome beslissingen op basis van input uit de omgeving op basis van hun eigen regels.

Is dit nu het mechanisme dat zorgt voor de samenhang in een onderneming? Volgens mij is dit inderdaad het mechanisme dat een onderneming samenhang geeft. Dat is bijvoorbeeld te herkennen aan een eigen identiteit, zodat er een bepaalde indruk van een bedrijf (als geheel) kan ontstaan en je als klant bijvoorbeeld vertrouwen in een bedrijf kan hebben. Ook als werknemer kun je je thuisvoelen bij een bedrijf en ook als je een vestiging bezoekt waar je nog niet eerder bent geweest, de aanpak en de stijl herkennen. Er is een collectieve herinnering ontstaan van een bepaalde aanpak, een benadering, een stijl. Door de krachten te bundelen in een bedrijf zijn mensen in staat om vormen van regelmaat voort te brengen die al die individuen los van elkaar niet tot stand hadden kunnen brengen.

Zoals voor de honingbij haar netwerk (haar systeem) grotendeels onzichtbaar, onbegrijpelijk en onvoorspelbaar is, zo is het gedrag van een netwerk voor de mens vanuit haar individuele positie onzichtbaar, onbegrijpelijk en onvoorspelbaar. De ene stroom mieren brengt, gedreven door feromonen signalen, fourage snel van links naar rechts, de andere stroom mieren brengt hetzelfde materiaal van rechts naar links, nog andere staan erbij en doen helemaal niets of lopen ogenschijnlijk als een kip zonder kop rond: ‘a normal day at the office’

Stel dat populaties van individuen inderdaad door gezamenlijk op te treden een nieuw organisme, een hive mind, vormen. Is dat dan hetzelfde soort ‘leven’ als wat je zou gebruiken om een plant, een dier of een mens te omschrijven? En zo ja is een bedrijf dan even ‘levend’ of zit hem de kneep in de ‘mate van levendheid’? Dat zoek ik in de volgende post uit. Wordt dus vervolgd!

Gepubliceerd door

DP

Complexity Scientist