Deze post is gebaseerd op het artikel ‘Some Fundamental Puzzles in Economic History/Development van D.C. North verschenen in de SFI Proceedings ‘The Economy as an Evolving Complex System’.
North is heeft de term Institutional Economics geïntroduceerd, zie de vorige post: Economische modellen. Hij stelt in dit artikel de vraag waarom de historische ontwikkeling van landen onderling zo verschilt en hoe economische verandering in modellen kan worden opgenomen.North stelt Organisations voor als de spelers in de economie en Institutions als de spelregels voor die spelers. Hij stelt dat de economische verandering het gevolg is van veranderingen in de Institutions en hij introduceert 5 proposities die daaraan ten grondslag liggen:
1) de continue interactie tussen Institutions en de Organisations in een context van schaarste, en dus van competitie, is de sleutel tot veranderingen van de Institutions
2) Die competitie dwingt de Organisations om te investeren in nieuwe vaardigheden en kennis om te overleven. Het soort vaardigheden en kennis vormt de perceptie over welke kansen er zijn en dus de te nemen beslissingen. Die beslissingen veranderen de Institutions incrementeel (gaandeweg, stapsgewijs)
3) Het geheel van de Institutions bepaalt de incentives voor de soorten vaardigheden en kennis waarvan de perceptie is dat die het hoogste rendement opleveren
4) Percepties komen voort uit de mentale opmaak (‘mental constructs’) van de spelers, oftewel hoe ze tegen de wereld aankijken. Dit wordt versterkt door ‘Belief Systems’.
5) Veranderingen van de Institutions zijn over het algemeen incrementeel en padafhankelijk. De keuzes van gister bepalen de werkelijkheid van vandaag, maar ook de keuzevrijheid van vandaag. Het leeuwendeel van de veranderingen is incrementeel, omdat grote veranderingen veel Organisations schade zou toebrengen en bijgevolg verzetten die zich daartegen
Hij eindigt met deze stellingen: 1) huidige economische theorie is statisch van aard en geeft geen oplossing voor het proces van economische veranderingen. Daar is een nieuwe economische theorie voor nodig. 2) ‘Belief Systems’ en de manier waarop mensen leren vormen de spelregels, de Institutions. Er is in de periode van 10.000 jaar van economische historie geen enkel bewijs voor de aanname van rationaliteit in de NK theorie dat economische spelers hun eigen belang kennen en daarnaar handelen.
De introductie van een raamwerk van onderlinge afspraken als spelregels doet me denken aan de discussie over memes. Zelf ben ik geneigd tot een benadering die een grotere rol voor eigen gedrag van systemen laat, waar North vooral voorbehoudt voor interpretaties en keuzes van mensen.