Heat and Information

David Wolpert of SFI presents a logical model of the relation between heat and information. Many things fall out of this, and satisfying, for me at least, is that complex adaptive systems are large and by considered to be engineered systems: computers in other words. Ground breaking stuff that I want to learn much more about.

Levitt over de Publieke Opinie

De onderwerpen in het boek Freakonomics zijn alledaags: er worden mechanismes in beschreven in alledaagse situaties. De aanpak is praktisch en niet een poging tot een allesoverkoepelende economische theorie. De definitie van economie die ik zelf heb geleerd is: ‘het gedrag van mensen op het snijvlak van vraag en aanbod’. Levitt gebruikt deze variant: ‘explaining how people get what they want‘. Zijn uitgangspunt is dat wat zich afspeelt tussen mensen weetbaar is. De uitkomsten zijn vaak intrigerend, omdat ze verrassend en tegenintuïtief zijn. De onderzoeker, de schrijver dus, laat zich niet meeslepen door de ‘communis opinio’, de publieke opinie.

Levitt citeert J.K. Galbraith over publieke opinie, in het engels conventional wisdom‘ als volgt: ‘We associate truth with convenience, with what most closely accords with self-interest and personal well-being, or promises best to avoid awkward effort or unwelcome dislocation of life. We also find highly acceptable what contributes most to self-esteem. Economic and social behaviors are complex, and to comprehend their character is mentally tiring. Therefore we adhere, as though to a raft, to those ideas which represent our understanding’.

Ik wijd deze post aan dat boek, omdat die aanpak me aanspreekt: uitkomsten van welk onderzoek, model of theorie dan ook moeten minimaal iets beschrijven, verklaren, liefst voorspellen van de wereld om ons heen in praktische zin. Zie hieronder een aantal verkorte herkenbare voorbeelden, in het boek is ook de statistische onderbouwing opgenomen. Want hoewel ik veel vertrouwen heb in de ‘wisdom of the crowd’ heb ik dat niet in de publieke opinie.

Voorbeelden

Men denkt

De prikkel is

De feiten zijn

Wat veroorzaakt de vermindering van city crime na 1995? Wapenwetten, sterke economie, nieuwe aanpak van de politie, betere gevangenissen, veroudering Legalisering van abortus Na verloop van tijd minder geboortes uit arme eenoudergezinnen, minder potentiele criminelen
Zorgt een makelaar voor de hoogste prijs voor je huis? Kent de markt, kent de waarde van het huis, kent het gedrag van de koper, kortom betere kennis, beter geïnformeerd De makelaar verdient een % van de totale verkoopprijs Bijv. 6% 1/1 delen met de kopende makelaar en 1/1 delen met kantoor=1,5%. 10k verschil levert 150 euro op. Sneller verkopen beter dan een hogere prijs.
Passen leraren de cijfers van hun leerlingen aan? Een goede leraar=> hoge cijfers=>de kinderen doen het goed. Hij zelf ook. Eer en glorie, (financieel) voordeel. Ja: de leraar wil beter scoren door te verdoezelen dat hij zelf slecht is
Verloopt de Sumo competitie eerlijk? Eervolle en oude sport: winst wordt niet gekocht, verlies niet toegestaan Tournooien (66 worstelaars) bestaan uit 15 potjes. Als je er 8 wint blijf je in het circuit. Daar blijven en 100K bonus voor de tournooiwinnaar. Laatste tournooidag: 7-7 winnen vaak tegen 8-6 of 9-5. Die kunnen het tournooi niet meer winnen, dus laten de 7-7 winnen. Het volgende tournooi winnen ze zelf.
Zijn mensen betrouw baar? Mensen betalen trouw hun consumpties uit een onbewaakte counter. Wel bagel eten, toch niet betalen. Slecht betalen: mdw grote bedrijven, relatief slecht weer, ‘beladen’ feestdagen (X-mas), onprettige bedrijven, hogere rang
Waarom is de KKK lastig te bestrijden? Ondoordringbaar bastion. Eigen code. Lijkt gevaarlijk door geheimen. Geheim genootschap met eigen (gekke) rituelen, status voor leden. Als geheime informatie publiek wordt, verdwijnt het ‘elan’.
Waarom wonen drugdealers bij hun moeder? Crack dealers verdienen veel geld. In ruil nemen ze grote risico’s. De kans om veel geld te verdienen en voor succes en de eer. Kleine kans om legaal succesvol te worden. In slechte buurten is het aanbod van jeugd met weinig kansen groot. Zoals in alle sectoren is het inkomen van ‘werknemers’ in drugsbendes een fractie van dat van de top.
Hangt het succes van een kind af van de opvoeding? Een betere (en meer) opvoeding leidt tot een hogere kans op maatschappelijk succes voor de kinderen. Meer actie en activiteiten van de ouders leiden tot geslaagde kinderen. Het is niet wat de ouders doen, maar wat ze zijn dat leidt tot succes van de kinderen. Een ’tiger mom’ is niet effectief.
Bepaalt je naam je toekomst? Je naam heeft invloed op je toekomstig succes. De ouder geeft het kind een naam waarin zijn verwachtingen over de toekomst van het kind besloten ligt. Je naam bepaalt niet je toekomst.

Conclusies en relevantie

  • Incentives bepalen het gedrag van de ontvanger ervan. Niet noodzakelijk ook degene voor wie het voordeel was bedoeld.
  • De publieke opinie zit er vaak naast. Die heeft ook weer zijn eigen redenen om iets te vinden, maar niet (noodzakelijk) de werkelijkheid.
  • Grote effecten hebben vaak een kleine, subtiele origine.
  • Experts gebruiken hun informatie- en kennisvoorsprong voor hun eigen gewin.
  • Als X en Y zich hetzelfde gedragen, is er dan een correlatie of een causaliteit? In het eerste geval: is X de reden voor Y, Y de reden voor X of is Z de reden voor X en Y?
  • Mensen zijn niet goed in het inschatten van risico’s. Dingen die Nu gebeuren worden zwaarder ingeschat. Dingen die Afschuw wekken worden zwaarder ingeschat.
  • De aanpak van dit onderzoek relevant voor dat van mijn onderzoek, zoals in de eerste alinea beschreven
  • De uitkomsten geven betekenis aan de interacties tussen mensen: de incentive bepaalt de richting van het gedrag van de ontvanger en heeft dus invloed op de autonomie van de ontvanger. Die beslist niet langer autonoom wat haar goed dunkt maar volgt de prikkel van iemand die haar betaalt voor een bepaalde uitkomst.

Gebaseerd op het boek: Freakonomics – A Rogue Economist Explores the Hidden Sides of Everything, van Steven D. Levitt en Stephen J. Dubner.

The Trouble With Harry

harry2Harry is characterized by the trouble he causes others dealing with him, in vein with Hitchcock’s 1955 film. However, where the movie character is deceased, in the story below he is much alive and kicking. Now try this: (loosely) replace Harry below with some other protagonist of your choice kicking up trouble, like ‘my local bank’, ‘soccer league’ or … Enjoy it!

Harry in general works poorly or not at all. He grows 5-6% each year and as he does, he tends to encroach (make you do stuff), redistributing human effort into different forms. He either works by himself or not at all and if he doesn’t, you can’t make him – forcing doesn’t help. Should he work, leave him alone and don’t change anything.

A new Harry generates new problems, so do without him if possible. If you can’t, then keep him as small as possible. If designed from scratch for a complex task, he will never work and cannot be made to work. You then need to start over, beginning with a simple design. If made by expanding the dimensions of a smaller version, he will not behave like the smaller version. You need to start over also. Plan to scrap the first version, you will anyway.

He develops his own goals the instant he comes into being and follows those unscrupulously, regardless of any need or of changed conditions. He can’t be fully known and is his own best explanation. Harry is capable of failing in an infinite number of ways and will be operating in failure mode most of the time. Growing in size and complexity, new functions appear suddenly in a stepwise fashion as he loses basic functions.

Harry typically displays unexpected ‘prima donna’ behavior: he kicks back, gets in the way and tends to oppose his own functions. Now fully prepared for the past, he tends to malfunction conspicuously just after his greatest triumph. Temporary patches meant to improve will become permanent and former versions continue to haunt later ones. Internal operations define his functions and the larger he is, the less is the variety offered. If large, he is capable of bringing about errors of mind-boggling proportions.

He tends to attract Harry-kind-of-people. People ‘in his circles’ do not do what he says they are doing. His interface with individuals tends to be narrow anyway. To be fair: he himself is not exactly doing what he says he is doing. So the names of things are not the thing itself: they are what they are reported to be: if Harry says it happened, it happened.

Information from outside his inner circle tends to decrease and ‘home grown information’ increases for individuals in it: the outside fades and becomes less important. The meaning of communication with Harry is: feedback hasn’t fed back, until he changes his course. If he ignores it, he has begun the process of terminal instability.

In order to remain unchanged, he must change and that is The Trouble With Harry.

De Piloten van Luyendijk

Deze post is een reactie op het recente en waardevolle boek van Joris Luyendijk: Dit Kan Niet Waar Zijn. Luyendijk analyseert als ’tot antropoloog opgeleide journalist’ en zonder kennis van financiële markten, het gedrag van mensen in hun professionele habitat: de financiële sector in Londen. Zijn eerste interview vraag is ongeveer deze: ‘hoe kun jij met jezelf leven na wat je de mensheid hebt aangedaan in de crisis van 2008?’. Zijn beeld na circa twee jaar onderzoek en 200 interviews is: een vliegtuig met problemen en een lege cockpit. Met de kennis die ik tot nu toe heb verzameld over complexe adaptieve systemen ga ik op zoek naar de missende piloten van Luyendijk. Verder lezen De Piloten van Luyendijk

Dit blog en ik

Waarom schrijf ik eigenlijk dit blog?

Ik ben opgegroeid op Vlieland en hoewel ik er al lang weg ben vermoed ik dat er wel enige invloed is gebleven. Tot mijn grote vreugde is niets daar namelijk elke dag hetzelfde: natuurlijke omstandigheden veranderen de omgeving zoals de natuur en de ligging van het eiland zelf. Op elk moment is alles in een soort precair, tijdelijk evenwicht. Daarnaast is er een lange traditie van wantrouwen tegen centraal gezag en meer vertrouwen in het zelf oplossen van eigen problemen, noem het liberaal of autonoom. Wat ook de achtergrond is: hoewel volledig ‘law abiding’ is enige moeite met autoriteit me niet vreemd. Tegelijkertijd ben ik een teamspeler, hou ik van organisaties en geloof ik wel in het probleemoplossend vermogen van groepen.

Ik hou niet van de ‘communis opinio’ en voorzover dat in tegenspraak lijkt met de afkeer van centraal gezag (dus een voorkeur voor decentraal gezag): het verschil is een eigen mening versus ‘gefundenes fressen’. Als laatste ben ik niet dol op franje: het gereedschap moet ook bij een beetje tegenwind blijven werken. En dat geldt ook voor een theorie of een model: op zijn minst moet de centrale gedachte overeind blijven en die mag best bij een tegenargument met een ‘workaround’ of een ‘patch’ opgelapt worden, maar moet niet verzanden in een dogma.

Waar moet het onderzoek, waar het blog verslag van doet, toe leiden?

Het ‘werkdoel’ is een indicator te vinden voor het potentiële succes van een bedrijf: je steekt de thermometer ergens in en dan weet je of het bedrijf kans heeft om te blijven bestaan of dat het vooral moet stoppen met proberen. Duidelijk is dat een bedrijf in een omgeving van andere bedrijven bestaat en van instellingen en in een wirwar van markten voor arbeid, middelen en grondstoffen. En dat dat allemaal niet los van elkaar te zien is. Analoog aan evolutietheorie past een ieder zich aan aan haar omgeving en is zelf simultaan de omgeving voor anderen. Dat leidt er toe dat bedrijven niet los van die omgeving kunnen worden gezien. Ze zijn eigenlijk een soort ‘verdichting’ in een veld van (mogelijke) voortbrengingsprocessen, noem het een economie. En een theorie voor bedrijven is dan al gauw een economische theorie, want de eerste is maar één perspectief van de tweede.

Het is duidelijk dat de vigerende economische theorie (neo klassiek) vaak niet voldoet, al was het alleen maar omdat er nog nooit een steekhoudende voorspelling mee is gedaan, zeker niet voor de toekomst. Ik kan niet met gezag zeggen dat ik de state-of-the-art in micro-economie ken, maar het uitgangspunt is dat er evenwichten ontstaan in de concurrentie tussen bedrijven. Dat is niet zo. Ik heb me nog niet verdiept in het laatste nieuws betreft de aandeelhouderswaarde theorie, maar ook daar liggen dogma’s of op zijn minst twijfelachtige aannames aan ten grondslag. Ik kan me nog herinneren dat ik macro-economie ‘hard work’ vond, omdat er niets vanzelfsprekend aan is en ik alles uit mijn hoofd moest leren om het te kunnen onthouden: hoe kun je zo een groot en veelkantig systeem nou platslaan in economische cycli en een ‘well-behaved productiefunctie’? Het is een logische theorie, maar niet de werkelijkheid. Daaraan werken is wel een radicale ‘scope creep’ ten opzichte van het oorsponkelijke plan: een economische theorie in plaats van een praktisch meetinstrument.

Waar baseer ik me eigenlijk op?

Het vinden van literatuur is niet de lastigste opgave; toegegeven het is vaak een intuïtieve keuze. Een paar sleutelwoorden zijn: ver-uit-evenwicht, complexiteit, systeem, entropie, (wan)orde, dynamica en zelf-organisatie. Dan is heel kort lezen vaak wel genoeg om het kaf van het koren te scheiden: als het riekt naar een dogma, algemeenheden of mystiek, dan levert het gegarandeerd niets op. Als het gaat over peuteren aan begrip over alledaagse dingen, liefst op een waterscheiding tussen verschillende wetenschappen dan is de kans groter dat dit de moeite waard is.

Oh en veel grote wetenschappers uit verschillende disciplines hebben wel een bijdrage geleverd aan het onderwerp complexe adaptieve systemen, buiten hun vakgebied. Kijk maar eens in de literatuurlijst bij mijn blog: nobel winnaars galore. Eigenlijk per definitie buiten welk vakgebied dan ook, want dat bestaat als zodanig niet.

Dat laatste is wel een belangrijke motivatie om dit te doen: alles wat ik lees is echt boeiend op de manier zoals de natuur dat is. Het zit vol met verrassend gedrag, al dan niet gewenst. De schrijvers hebben, zeker in het begin, vaak hun nek uitgestoken door hardop te vloeken in de kerk die hun vakgebieden waren. Denk bijvoorbeeld aan de meteoroloog Lorents die aantoonde dat deterministische vergelijkingen niet-periodiek gedrag konden vertonen, een gotspe in de 60-er jaren van de vorige eeuw.

Hoe werkt dit in mijn hoofd?

Ik heb me tot doel gesteld om die indicator te vinden, en ik heb dat niet al te concreet omschreven. Dat maakt het voorlopig tot een niet-wetenschappelijk onderzoek, omdat er niets te bewijzen, te falsifiëren of zelfs maar te kwantificeren valt. De scope van het onderzoek kan nog worden aangepast al naar gelang de bevindingen. Ik ben gaan lezen in literatuur die aan die criteria hierboven voldoet en die ik toch al wilde lezen en probeer daarin informatie te vinden die bouwstenen levert voor het model dat die indicator oplevert. Daar doe ik dan popwetenschappelijk verslag van, zie het als leesverslagen met aantekeningen.

Ik heb me afgevraagd of ik dit onderzoek niet in een academische omgeving zou moeten doen. Dat levert wel de nodige geloofwaardigheid op, infrastructuur, toegang tot allerlei bestaand onderzoek en collega’s die op zijn minst mee (of  eigenlijk tegen) lezen. Allemaal aspecten die er nu niet zijn. Dat zou natuurlijk niet kunnen met zo’n algemene formulering van het doel en de al te lichte verslaglegging. Ik zou dat dus moeten inperken en preciezer moeten schrijven en dat lukt, althans voorlopig, nog niet, omdat het aandachtsgebied eerst groter moet worden (zo groot dat het niet meer groter kan) om te weten welke spijker het blijkbaar is die ik op zijn kop moet slaan.

Intussen raakt mijn hoofd steeds voller met ideeën, noem het concepten, nee: noem het memes, die strijden om een plaats in het model en de onderlinge rangorde op basis van hun ‘fitness’. Die fitness zet ik nu alleen af tegen hun eigenschappen in relatie tot de evolutietheorie, hun dynamische eigenschappen en tegen hun wiskundige onderbouwing. Hoe ver ik kom hangt nu af van hoeveel concepten erin passen met enige ‘elbow room’ en in hoeverre zich dat kan verdichten tot een soort samenhang, een model.

De mate waarin er echt groot nieuws bijkomt begint af te nemen. In toenemende mate begin ik stukjes model te testen aan de werkelijkheid. Ik begin naar toepassingen te zoeken voor onderdelen en ik zoek naar manieren om het gedrag van complexe adaptieve systemen aan mensen uit te kunnen leggen en te illustreren. Ik zit, met andere woorden, met één been in de ontwikkeling van een theoretisch model en met het andere in de werkelijkheid en dat is ook nodig.

En als ik dan zo’n grote mond heb over de bestaande economische modellen en dat ze niet werken, of dat ze speciale gevallen zijn van een andere theorie, moet ik me dan niet gaan werpen op de state-of-the-art van die economische theorie, om daar aansluiting mee te kunnen vinden of te kunnen aantonen dat ze onverenigbaar zijn? Het is geen aantrekklijk idee om werk te steken in iets waarin ik weinig vertrouwen heb om dan uit te kunnen leggen dat ik dat niet heb. Als ik eerlijk ben zit het nog iets anders: ik denk dat ik focus verlies als mijn model niet voldoende stevig en samenhangend is om stand te houden. Ik denk dat de memes die nu mijn hoofd bevolken met complex adaptieve bouwstenen dan worden herbevolkt door uitgekristalliseerde neoklassieke economische modellen, waardoor mijn model-in-spe verwatert. Ik ga dus voorlopig liever recht op het resultaat af en ik neem het risico dat de richting vruchteloos zal blijven. Uiteindelijk zal er toch een vergelijking moeten plaatsvinden, maar dan wel voorbereid.

Hoe gaat het hierna verder?

Deze post is eigenlijk alleen maar een tussenstand, een reflectie, en niet bedoeld als mijlpaal. Die zit er wel aan te komen, want mijn literatuur over complexe adaptieve systemen raakt op. Dan houdt het dus op met comfortabele boekbesprekingen en bespiegelingen en dan moet het echt ergens heen. Eerst heb ik dan nog een paar boeken te lezen over methodes, wetenschappelijk en ook pop-, die moeten leiden tot een duidelijk en concreet onderzoek en, uiteindelijk, uitkomsten.

De vraag is welke kant op: uitgaande van mijn huidige aanpak / schrijfstijl is naast het blog een boek de aangewezen weg. Dat klinkt eerlijk gezegd als ‘kissing your sister’ in zoverre dat het dan een toepassing wordt van een model dat nog steeds niet goed onderbouwd is. Zelf denk ik, zonder ook maar enige tegenspraak te hebben gemobiliseerd, dat hoewel mijn schrijfstijl niet erg wetenschappelijk is, mijn denktrant dat wel is. Dus ik geef de moed niet op.

Aan de andere kant is het een dure oplossing om op eigen doft onderzoek te blijven doen, alhoewel ‘private research’ wel goed klinkt, vind je niet? Ergens moet toch een keer een punt worden gemaakt, maar welk concreet punt dan en in welk gremium? Zou een artikel in een wetenschappelijk blad niet een oplossing zijn, dan is er hopelijk aandacht van kritische lezers? En is de benadering dan biologisch, evolutionair, fysisch, wiskundig of economisch en wordt het resultaat fundamenteel of toegepast? En dan daarna een toegepast model om een consultancy op te bouwen of een boek of wordt het toch een faculteit?

Wat in elk geval moet gebeuren is die indicator te bouwen en te toetsen, dat was het voornemen en dan is dat afgevinkt (). Even nog 3 bruggen verder dagdromen: beter is het een logisch construct te bouwen voor een nieuwe of aangepaste ‘firm theory’ of micro economie op basis van cas inclusief een wiskundige formulering. En op die manier de ‘momentopnames’ die de huidige theorie biedt over te zetten naar video.

North over Institutional Change

Deze post is gebaseerd op het artikel ‘Some Fundamental Puzzles in Economic History/Development van D.C. North verschenen in de SFI Proceedings ‘The Economy as an Evolving Complex System’.

North is heeft de term Institutional Economics geïntroduceerd, zie de vorige post: Economische modellen. Hij stelt in dit artikel de vraag waarom de historische ontwikkeling van landen onderling zo verschilt en hoe economische verandering in modellen kan worden opgenomen. Verder lezen North over Institutional Change

Padgett over zelf-organisatie

Deze post is grotendeels gebaseerd op het artikel ‘The Emergence of Simple Ecologies of Skill: A Hypercycle Approach to Economic Organisation’ van John F. Padgett opgenomen in Santa Fé Proceedings, ‘The Economy as an Evolving Complex System’.

Dit artikel is één van de sleutels voor mijn onderzoek, omdat het een antwoord geeft op de vraag hoe er samenhang kan ontstaan in activiteiten waarin die samenhang niet expliciet is. Verder bevat het geresenteerde model een voorstel voor een mechanisme waarmee lokale acties naar globaal gedrag propageren. Het model sluit aan bij mijn ‘velden van activiteiten’ (zie post Simplexity en Complicity), de Concepten van Dennett, de Memes van Dawkins, de Bucket Brigade algorithm van Holland (zie de post Inductie) en voorstellen van  Kauffman. Het model is ingebed in de evolutietheorie en geeft daarin een fundament aan het begip organisatie. Als laatste is er een hint naar een natuurlijke moraal die voortkomt uit de vorm van het proces en daar ga ik nog een post aan wijden. Verder lezen Padgett over zelf-organisatie

The Information

Dit is een verslag van het boek The Information van James Gleick. Hij beschrijft het ontstaan van informatie, de verzelfstandiging ervan tot taal, logica en computability en de rol van informatie in evolutie. Ik had gehoopt dat hij door zou tot het gaatje, namelijk door te beschrijven hoe computability of eigenlijk computing centraal staat in co-evoluerende systemen zoals organisaties, maar dat moet ik zelf doen.
Verder lezen The Information